Archives de catégorie : Editions / publications

Capitaine Lonchamps, une couverture de neige pour Jean-Luc Dalcq

Capitaine Lonchamps fait sa rentrée littéraire et illustre la couverture de « Les texticules du Diable et autres éjaculations psychotiques » de Jean-Luc Dalcq.

Le Liégeois (d’adoption) Jean-Luc Dalcq est né dans la seconde moitié du vingtième siècle. Depuis, il a inventé le conceptualisme subjectif, c’est-à-dire l’art de voyager autour de son chanvre ou de son chancre, selon les jours ; il a été rédacteur publicitaire mais s’est repenti ; il a écrit des textes en tous genres (nouvelles, roman, poèmes licencieux ou non, aphorismes, contes, chansons…) ; il est compositeur, interprète, powète, philobof et explorateur (de l’existence).

Les texticules du Diable, Jean-Luc DALCQ, couverture du Capitaine Lonchamps, collection Les p’tits Cactus, 86 pages, ISBN: 978-2-930659-37-4, septembre 2015, 7 €

Capitaine Lonchamps

Capitaine Lonchamps,
Neige, 2010 de la série Le petit Parisien, supplément littéraire illustré du 10 mars 1896. Le crime du bois de Vincennes, un père assassin de son fils. Technique mixte sur imprimé, 26 x 26 cm

[sociallinkz]

Jacques Charlier, Photographies de Vernissages, Le Salon

Jacques Charlier, photographies de Vernissage, catalogue

A l’occasion des Brussels Art Day, et en guise de clin d’oeil aux multiples vernissages qui se déroulent ces jours-ci à Bruxelles, l’excellent site Le Salon publie trois planches des Photographies de Vernissages de Jacques Charlier (1974-75). Projekt 1974. Aspekte Internationaler Kunst. Anfang der 70er Jahre, Kunst bleibt Kunst, Kunsthalle Köln und Kölnischer Kunstverein, 06.07 – 08.09.1974. Marcel Broodthaers. Catalogue. Catalogus, Société des Expositions, Palais des Beaux-Arts, 27.09 – 03.11.1974. Et comme une mise en abîme de l’oeuvre : Jacques Charlier – On Kawara. Société des Expositions Palais des Beaux Arts de Bruxelles. Vernissage : 07.91.1975

Le Salon

A voir et revoir ici

Un commentaire sur l’oeuvre : ici

Et son descriptif complet :

Jacques Charlier, photographies de Vernissage, catalogue

[sociallinkz]

Focus, La Haye, revue de presse, 2. Jacques Lizène

A l’occasion de l’exposition « Focus » qui se tient à la résidence de l’Ambassade de Belgique à La Haye (Pays-Bas), Walter van van Teeffelen, dresse le portrait de quelques artistes liégeois, publications en ligne sur le site « If the is now ». Rappelons que cette exposition regroupe des oeuvres qui proviennent de la Collection de la Province de Liège. Parmi les artistes concernés, on compte Jacques Lizène, Marie Zolamian ou encore Sophie Langohr.
A chacun, Walter van van Teeffelen a posé cinq questions, sur leurs préoccupations principales, sur l’œuvre qu’ils estiment la plus importante de leur corpus, sur le rôle de l’artiste dans notre monde contemporain. Résultats. Voici la contribution de Jacques Lizène.

Jacques Lizène

Van Jacques Lizène hangt er op de tentoonstelling op de Belgische ambassade in Den Haag een mooi werk boven een bruine opbergkast. Je ziet Jacques Lizène zelf met een ananas op zijn hoofd. De helft van zijn gezicht heeft hij rose gemaakt, met rode lippen. En op de plaats van zijn linkeroor zie je een uitstekend ezelsoor.

Het werk heeft de titel Peinture nulle 1964, sur l’ idee de mettre n’ importe quel objet sur la tete 1994, en remake 2010. Jacques Lizène die zichzelf ook de kleine luikse meester van de tweede helft van de twintigste eeuw noemt, is de uitvinder van l’art nul oftewel ART ZERO. Toen ik hem vroeg naar zijn kunstwerk op de Belgische ambassade zei hij : ‘C’ est une sculpture mediocre d’après les projets (dessins) d’ art syncretique de 1964.’ Hij wil het zeker geen design noemen, oftewel ‘disign’ zoals hij het toentertijd het design noemde.

Storende werken

Hij heeft zeker een centraal thema en zelfs perifere thema’s in zijn werk, zegt hij, maar hij vindt het niet zijn taak zich daarover uit te laten. ‘Laat dat maar over aan de kunstcritici. Ik werk intuïtief, dat lijkt me voldoende toelichting.’

Sinds 1961 is hij kunstenaar, en bijzonder productief ook. Hij is een virtuele verzamelaar, zegt hij, en hij ervaart het leven ‘achteruit gaande’. Jean-Michel Botquin beschrijft Jacques Lizène als ‘een gezagsondermijnende artiest die zowel in België als in het buitenland bekend is, hij mixt video, geluidsvoorwerpen, foto’s en schilderwerk. Hij maakt storende werken die het tegenovergestelde van de artistieke normen, de esthetiek en de goede smaak beweren.’

Doorgekruisde wankele stoelen

Ter gelegenheid van een tentoonstelling op de Design Biennale in Luik in 2012 schreef Botquin verder: ’Alle soorten dingen kruisen, dieren, gezichten, gebouwen, bomen, auto’s, stoelen, beeldhouwwerken, twee stijlen uitsnijden en door elkaar mengen: Jacques Lizène maakt sinds 1964 syncretische kunst. Terwijl hij in 1965 besluit niet te verwekken doet de kleine luikse meester sindsdien niets anders dan koppelen, maar hij verandert, hij beledigt, hij overschrijdt, hij verheugt zich over de disharmonie en juicht zelfs als deze niet waargenomen wordt.

Schipbreuk van blikken, salononderdompeling voor trendy verzamelaars, kapseizen van kasten en buffetten, doorgekruisde wankele stoelen: Jacques Lizène reactiveert de ondergang en schudt de concepten door elkaar. Hij zaagt stoelen en meubels, brengt ze samen, stelt ongelooflijke kruisingen samen; hij orkestreert ongerijmde ontmoetingen, organiseert botsingen van vreemde elementen en stelt de aanrijdingen bij; hij hangt stoelen aan de muur of stapelt ze als totems op, brengt de meubels in onevenwicht, legt zogezegde onhandige stillevens op de meubels.

De stoelen dansen, kronkelen of slapen terwijl de meubels zinken en wankelen. In een opzettelijke chaos is de verstoring systematisch. Lizène gooit de meubels om zoals hij de waarden omgooit (…)

( Uit No Design, tekst van Jean-Michel Botquin ter gelegenheid van de tentoonstelling tijdens de Design Biennale in Luik in 2012.)

[sociallinkz]

Focus, La Haye, revue de presse, 1. Marie Zolamian

A l’occasion de l’exposition « Focus » qui se tient à la résidence de l’Ambassade de Belgique à La Haye (Pays-Bas), Walter van van Teeffelen, dresse le portrait de quelques artistes liégeois, publications en ligne sur le site « If the is now ». Rappelons que cette exposition regroupe des oeuvres qui proviennent de la Collection de la Province de Liège. Parmi les artistes concernés, on compte Jacques Lizène, Marie Zolamian ou encore Sophie Langohr.
A chacun, Walter van van Teeffelen a posé cinq questions, sur leurs préoccupations principales, sur l’œuvre qu’ils estiment la plus importante de leur corpus, sur le rôle de l’artiste dans notre monde contemporain. Résultats. Voici la contribution de Marie Zolamian.

Marie Zolamian

Marie Zolamian is constant bezig het vastleggen van de geschiedenissen van personen. Ze tekent, ze schildert, ze maakt installaties, video’s en ze maakt geluidskunst. Op deze manier verbindt ze ervaringen. Haar onderwerpen: identiteit, integratie, geheugen en ontworteling. Zolamian nodigt ons op deze manier uit om vraagtekens te zetten bij onze ideeën en overtuigingen. Met als resultaat dat je waaier van mogelijkheden flink is uitgebreid. Aldus Nancy Casielles, curator en medewerker van BPS 22, het Kunstmuseum van Henegouwen.

Recent maakte ze nog een beeldhouwwerk voor de Biennale “Arts et Métaux” in 2014 in Jehay op aanvraag van de Provincie Luik. Dit werk, een grote ijzeren kooi, met de titel Château intérieur, staat in de tuin van de ambassade. Het ontwerp en uitvoering van de kooi is van Alain de Clerck. Dat Château intérieur verwijst naar Teresa van Avila, een Spaanse heilige en klooster hervormer van de 16e eeuw. Zij was een hoofdfiguur van de christelijke mystieke spiritualiteit en de eerste vrouw die als kerkleraar werd erkend. Haar boeken vormen een van de hoogtepunten van de Spaanse literatuur. Een ervan, geschreven in 1577, heeft de titel Château intérieur, Innerlijke Burcht.

De ziel

Marie Zolamian: ‘Teresa van Avila is een buitensporige vrouw, die ik heel modern vind. Ik heb de Innerlijke Burcht, een mystiek boek, gelezen. Mijn project voor Jehay, mijn kooi, die vragen stelt over het gestolen erfgoed, is eigenlijk die Innerlijke Burcht: “Onze ziel beschouwen als een burcht, helemaal gemaakt uit slechts een diamant of uit een heel helder kristal”.

“Laten we naar onze mooie en heerlijke burcht terugkeren, en zien hoe we er in kunnen komen. Het lijkt net of ik iets doms zeg: daar deze burcht de ziel is, hoef je deze niet binnen te dringen, omdat hij er al is; net als het dwaas zou zijn tegen iemand te zeggen een kamer waar hij al is binnen te lopen. Maar u moet begrijpen dat er meerdere manieren zijn om binnen te zijn (…)”

Gekozen ballingen

Gevraagd naar het centrale thema in haar werk zegt Zolamian: ‘Mijn werk kun je zien als een serie van opeenvolgende gebeurtenissen die uiteindelijk resulteren in een experimenteel verslag van een fictieve volkskunde. De wereld is geglobaliseerd, er is ontworteling die de levensstijl, de gedachten en verhalen van zowel de westerse als de oosterse wereld beïnvloed. Marie Zolamian is zelf geboren in Beiroet, Libanon, maar ze woont al heel lang in België. Daar volgde ze ook haar kunstopleidingen.

Ze kiest een onbekende gemeenschap en gaat vervolgens op zoek naar het erfgoed van die gemeenschap. Wat betekent het dat je behoort tot een gemeenschap? Wat verbindt je met een grondgebied? Zolamian: ‘De ‘gekozen ballingen’ hebben allemaal hun verhaal. Dat is heel belangrijk voor hen en voor de gemeenschap. De persoonlijke band met een plaats of een geërfd object wordt erin vastgelegd.’

‘Het komt uiteindelijk neer op pogingen om integratie te bewerkstelligen. Belangrijke componenten zijn identiteit, traditie en authenticiteit en daarnaast plaatsgebondenheid en cultuur. Dat wordt uitgewerkt door middel van een seriële productie van portretten en van connecties tussen een persoonlijke of een collectieve geschiedenis en de omgeving. Het is een visueel traject, dat goed gearchiveerd wordt. Het begint op een onbekende plaats en het eindigt op een andere onbekende plaats.’

Verloren gegaan familienetwerk

Waarom ze juist dit thema gekozen heeft? Zolamian: ‘Ik weet het niet precies. Onderwerpen en thema’s komen voorbij op wereldschaal. Misschien is het alleen maar een voorwendsel om mijn omgeving en de manier van leven daarin te kunnen begrijpen zodat ik – met een nieuwe taal – een connectie aan kan gaan.’

Haar sleutelwerk is ‘nous partout (we everywhere)’, gemaakt in 2008. Het is een cyclus van dertien olieverfschilderijen op linnen. Marie Zolamian: ‘Het is het resultaat van een familiekern in dertien settingen die ik gehaald heb van zwart/wit foto’s uit de jaren zestig en zeventig van die familie. De familiegroep is een driehoekige compositie waarin je vier kinderen rond een vrouw ziet (de moeder of de grootmoeder). Die compositie is hetzelfde in alle dertien settingen. De karakters lijken onveranderlijk, er is alleen variatie in de kleuren van hun kleding. Hoewel de verschillende plaatsen waarin de familie is uitgebeeld hen weinig lijkt te doen, krijg je steeds meer het idee dat het niet slechts afgebeelde personen zijn, maar dat zij de makers zijn. Hiermee krijgt het werk een nieuwe betekenis. Nous partout wordt zo het symbool van een hybride identiteit, een culturele mix, de zoektocht naar een verloren gegaan familienetwerk en de reconstructie ervan via gefragmenteerde en ‘waardeloze’ informatie, krijgt zo zijn kristallisatie.’

Over de hele wereld

De serie wordt op een groepstentoonstelling in Istanboel getoond in september 2015. Ze is al begonnen met de verzending van de serie. Marie Zolamian, het is al aan de naam te zien, is een Armeense van oorsprong. Haar familie woont over de hele wereld, zoals dat bij veel Armenen het geval is. Zolamian: ‘Daarom stuur ik ieder werk in deze serie naar een ander land. Een is er al in Beiroet (Libanon), andere zullen gaan naar Los Angeles, Jerusalem, Denemarken, Athene ..

Ze is artiest vanaf het moment dat ze op een dag wakker werd en vond dat ze moest doen wat ze het belangrijkst vond: kunst maken. Marie Zolamian: ‘Vòòr dat moment werd ik wakker en stond op om commerciële klussen te gaan doen. Dat waren slechte dagen, ze duurden lang, ………… heel, heel lang. Toen ik eenmaal besloten had dat te doen wat ik graag wilde doen, besloot ik voor de beeldende kunst te kiezen. Ik haalde mijn diploma op de Académie Royale des Beaux-Arts de Liège, afdeling Schilderkunst en ging vervolgens meedoen aan groepstentoonstellingen. Ik kreeg ook een galerie, Galerie Nadja Vilenne. Ik ben vervolgens nooit meer gestopt. Ik zal ook nooit stoppen.’

[sociallinkz]

Jacqueline Mesmaeker, Mythologie du Naufrage, revue de presse

Lu dans H.ART

H.ART

Dans ‘Mythologie du naufrage’, titre de l’exposition de Jacqueline Mesmaeker (°1929) à la galerie Nadja Vilenne, on trouve la mer qui peut se confondre avec les étangs d’Ixelles, des bateaux, figurés par de petites surfaces colorées ou denses émergeant d’un milieu indistinctement aérien ou liquide, des nuées d’oiseaux dans un vol silencieux rendu assourdissant par leurs mouvements désordonnés.
La petite installation vidéo titrée ‘Les Antipodes’ prouve que, pour l’artiste, faire naufrage n’équivaut pas à s’échouer sur un rivage, mais plutôt à se perdre dans la mer et à devenir un vaisseau fantôme. Le sous-titre de la pièce est explicite : ‘Si l’on perçait à travers la terre un axe depuis la Belgique, on s’y trouverait à 50° 50’S – 175° 38′ W, dans le Pacifique’, la mer du Nord à l’envers – les vagues en haut, le ciel en bas – devient le Pacifique, le mouvement des vagues est inversé. La marine classique, avec son cadre ouvragé et doré, est en mouvement et la présence fragile du dispositif de projection apporte la distanciation nécessaire.
La double installation ‘L’androgyne’ – une photographie du ciel et une photographie de la surface de la mer – s’appréhende chacune derrière un dispositif en T doté de petites lumières à ses extrémités qui évoque les dispositifs techniques de navigation.
Jacqueline Mesmaeker brouille les pistes sensorielles, elle pratique l’inversion, la diversion, elle transforme images et objets en y glissant des traces infimes. Faire naufrage, c’est se laisser porter par la mer. ‘Melville 1891’ se présente sous la forme d’une projection de grande taille d’un parterre de ‘belles de jours’, avec en son centre, littéralement engloutie dans l’image, une maquette de bateau en balsa et en plâtre. Faire naufrage, c’est aussi prendre des fleurs pour la mer.
La plupart des oeuvres de l’exposition portent deux dates, celle de la conception d’une partie de la pièce et celle, très récente, de sa réinterprétation, une méthode de travail que l’artiste affectionne : peu importe le moment où le dessin a été réalisé, où le film a été tourné, ces éléments peuvent être monté et montrés avec d’autres. L’histoire de chaque élément se tisse avec la situation présente, ouverte à d’autres dispositions encore, sans que rien ici ne relève d’un quelconque hasard. Des mythes courent au sujet des naufrages : des feux destinés à tromper les bateaux à la nymphe Calypso qui usa de subterfuges pour attirer et retenir Ulysse à ses côtés, etc. A première vue, on ne trouve rien de tout cela ici, pourtant il s’agit bien pour Jacqueline Mesmaeker de mettre place des dispositifs qui brouillent le sens commun, et de captiver le spectateur. Olivier Mignon écrivait que chez elle, « les traces abondent d’une volonté espiègle de saboter les entreprises d’une critique globalisante » .

Colette DUBOIS

L’exposition est prolongée au delà du 30 avril
Uniquement sur rendez-vous.
Sauf du 06 au 12 mai

[sociallinkz]

John Murphy, What is past is prologue, Gevaert Editions, présentation ce 17 avril

John Murphy

Les éditions Gevaert présentent ce 17 avril 2015  de 17 à 21h :

John Murphy
What is past is prologue

Triptych:
– Print. Inkjet printing with handwritten annotation. 53 x 34.5 cm
– Jacket comprising a book (16 p., 34.5 x 26.5 cm). Inkjet and offset printing. 36.5 x 32.5 cm
– Film. 3’55 »
Edition of 7 copies signed and numbered by the artist.

Gevaert Editions
10 rue du chapeau
1070 Bruxelles

[sociallinkz]

Art Brussels 2015, Bag by Jacques Lizène

L’édition 2015 du sac d’Art Brussels a été confié à l’artiste belge Jacques Lizène (Liège, 1946), représenté par la galerie Nadja Vilenne (Liège, BE), sur invitation de Katerina Gregos.

Jacques lizène

On sait combien Jacques Lizène est fécond. Certes, le terme semble inapproprié puisque le Petit Maître décide en 1965 de ne pas procréer, position qu’il confirme en 1970 par sa «Vasectomie (sculpture interne) », fondation même de tout son Art d’Attitude, mais il en est ainsi : Lizène conçoit un impressionnant corpus d’idées qu’il décline en « remakes », développant un art qu’il qualifie de sans talent, ce qui coupe court à toute critique de jugement. Depuis 1964, il trace des petits dessins qu’il qualifie de médiocres. Bon nombre sont de style néo rupestre, mettant en scène de petits bonhommes généralement ithyphalliques courant derrière de petites femmes fessues. Le sexe et principalement l’interrogation génétique sont parmi ses principales préoccupations. « Certains artistes aujourd’hui écrit Jean de Loisy, tels Jacques Lizène ou Paul MacCarthy, endossent un rôle singulier. Grotesques, triviaux, ils tendent au regardeur le miroir dans lequel se reflètent les travers de la société. L’indécence ne les gêne pas puisque c’est la nôtre, ils sont les personnages libres qui déjouent les tentatives coercitives du consensus. Ils permettent à l’art contemporain de remplir l’une de ses fonctions majeures : mettre en turbulence les convictions et rejouer ce qui paraît acquis ».

Autoproclamé Petit Maître liégeois de la seconde moitié du XXe siècle, Jacques Lizène (1946) vit et travaille à Liège. Plasticien, peintre, dessinateur, vidéaste, artiste conceptuel comique, Lizène ne cesse de produire des œuvres branlantes, inintéressantes, vaguement humoristiques, généralement stupides mais toujours ancrées dans une critique radicale du système artistique.

Le sac de Jacques Lizène sera vendu 15 € à l’entrée de la foire.

*Jacques Lizène, petit dessin médiocre façon 1964, l’interrogation génétique, en remake

Jacques lizène

The bag for the 2015 edition of the fair is designed by the Belgian artist, Jacques Lizène (Liège, 1946), represented by Galerie Nadja Vilenne (Liège, BE) on invitation by Katerina Gregos.

We all know how fecund Jacques Lizène is. Admittedly, the term seems somewhat inappropriate, since 1965, when the Little Master decided not to procreate, a position he confirmed in 1970 by means of his Vasectomie (sculpture interne)/Vasectomy (Internal Sculpture), and which decision has been the very foundation of all his Art d’Attitude/Attitude Art. But this is how it is: Lizène has developed an impressive body of ideas, which he expresses through his ‘remakes’, produced in a style he describes as talentless, making critical judgment impossible.

Since 1964, Lizène has produced small drawings that he characterizes as mediocre. Many are drawn in a ‘neo-rock art’ sort of style, featuring generally ithyphallic little men pursuing small, full-buttomed women. Sex and specifically the genetic interrogation are among his main concerns. ‘Some artists today, such as Jacques Lizène and Paul MacCarthy,’ writes Jean de Loisy, ‘assume a unique role. Grotesque, trivial, they hold a mirror up to the viewer, reflecting the foibles of society. Indecency does not bother them, because the indecency is ours; they are free characters who thwart the coercive attempts of the consensus. They allow contemporary art to fulfil one of its major functions: to perturb beliefs and challenge that which seems certain.’

Jacques Lizène (b. 1946), the self-proclaimed Little Master of Liège of the latter half of the twentieth century, lives and works in Liège. As an artist, painter, designer, videographer and comic conceptual artist, Lizène continues to produce quirky, uninteresting, vaguely humorous usually stupid and above all cheek-in-tongue works that nonetheless remain rooted in a radical critique of the art system.

The bag will be for sale at the fair for 15 € at the main entrance, Hall 3.

*Jacques Lizène, The Genetic Interrogation: a 2014 remake of a small mediocre drawing in 1964-style

[sociallinkz]